4
Er zijn twee berichten ingesproken. Irma heeft wel gehoord dat de telefoon overging, maar Floran belette haar om op te nemen. Hij was niet ruw, zoals vannacht en zoals beneden. Er vielen geen harde klappen. Hij was teder, helemaal gericht op haar en overweldigend geil. Ze voelde zich verdwijnen in zijn bewegingen, ze werd meegezogen in de sensatie die hij veroorzaakte, ze liet alles over zich heen komen en schreeuwde inderdaad de vissen uit het meer.
Ze ligt hijgend naast hem en voelt zijn strelende handen op haar buik. Hij draait haar naar zich toe. ‘Er is iets wat je moet weten,’ zegt hij ernstig.
Ze glipt snel uit bed. ‘Ik ga douchen en daarna rijden we naar Alkmaar. Het is halfelf, ik wil uiterlijk een uur of vier bij mijn moeder zijn. Dat moet lukken.’
Als het hete water over haar heen stroomt, bedenkt ze dat ze voorlopig niet op de hoogte wil worden gebracht van zaken die deze prille relatie kunnen verstoren. Het moet leuk zijn. En blijven.
Als ze beneden komt, ziet ze dat hij de keukentafel netjes heeft afgeruimd. Hij kijkt haar lachend aan. ‘Dit levert me toch wel extra punten op?’
Irma lacht ook. ‘Zeker weten.’ Ze wil vragen wanneer hij weer komt. Eigenlijk wil ze helemaal niet dat hij weggaat. Waarom zou hij weggaan? Zijn moeder is onbelangrijk geworden, zijn vrouw behoort tot het verleden, de meeste vrienden hebben hem uitgekotst. En bij Irma is plaats voor hem. Dat zou ze tegen hem moeten zeggen. ‘Je mag hier vandaag gerust blijven,’ aarzelt ze.
Hij grijpt haar handen vast en drukt er een kus op. ‘Dat weet ik. Maar ik heb afgesproken met een vriend. Hij kookt voor me. Gelukkig laat niet iedereen me vallen.’
Irma zou willen weten hoe die vriend heet en waar hij woont. Wanneer kan ze zulke vragen gaan stellen? Als hij voor de zesde keer is blijven slapen? Of pas bij de tiende keer?
Floran slaat zijn armen om haar heen. ‘Laten we maar gaan, anders kom je toch nog in tijdnood. Als ik dat lekkere lijf van je voel… Het is lang geleden dat mijn fantasie zo op hol sloeg.’
Irma voelt zijn handen over haar billen wrijven. Ze wil het fijne gevoel vasthouden en nergens aan denken. Maar de vraag die ze niet wilde stellen dringt zich aan haar op. Ze wil weten wat hij bedoelde met de opmerking die hij eerder in bed maakte. ‘Wat bedoelde je toen je zei dat ik iets moest weten?’
Hij kust haar. ‘Vergeet het,’ zegt hij. ‘Foute opmerking. Niets aan de hand.’ Zijn kus wordt heftiger.
Ze maakt zich van hem los. ‘Eerst zeggen wat je daarmee bedoelde.’
Ze heeft de beheersing over haar stem weer terug. ‘Nu moeten we echt vertrekken. Ik zou mijn moeder graag afbellen, maar dan zit ik wekenlang in het gezeur.’
‘Moeders,’ vindt Floran, ‘ze zijn het ergste wat je kan overkomen. Maar waarom zouden wij ons druk maken om moeders? Laat ze maar zeuren, ze hebben nu eenmaal weinig anders te doen. Lekker dat je me even naar Alkmaar wilt rijden. Ik wijs je de weg wel.’
‘Ik weet de weg, ik heb je er toch al een keer naartoe gebracht?’
‘En dan weet je de tweede keer precies welke weg je moet nemen? Je verdient een beloning. Kunnen we niet ergens onderweg een bos in duiken?’
Ze port hem in zijn bovenarm. ‘Veelvraat! Kom jij maar snel terug.’
Hij raakt even haar hand aan. ‘Vind je het erg als ik even mijn ogen sluit? Jij kunt een man volslagen uitgeput maken, Irma. Of ga je alleen zo tekeer met mij?’
Irma wil zeggen dat zij niemand anders heeft en ook voor hem de enige wil zijn. Maar de woorden komen niet tevoorschijn. Het lukt haar alleen om een verkrampte glimlach op haar gezicht te krijgen.
‘Het heeft me opgelucht, weet je dat? Ik ben echt blij dat je het nu weet en dat je het zo goed hebt opgevat. En dat je het begrijpt.’
Nu zou ze moeten zeggen dat wat hij haar net verteld heeft schokkend was en dat ze er totaal niets van begrijpt, maar ook die woorden weigeren naar buiten te komen.